HET MODEL VAN DE KUIF BIJ ONZE KUIFHOENDERS
Door het aanwezig zijn van een grote kuif kan het zicht van de kuifhoenders belemmerd worden, hetgeen wij uiteraard niet wensen. In de afgelopen decennia werden door de fokkers de kuiven sluipenderwijs steeds groter gefokt, daarbij aangemoedigd door de predikaten die men daarvoor kreeg tijdens tentoonstellingen. Ook werden de kuiven losser van structuur, hetgeen de kuif en de zichtvrijheid niet ten goede kwamen.
Bij sommige dieren was het maximale inmiddels gepasseerd en dus moesten er duidelijke afspraken komen over wat wel en wat niet toelaatbaar is. De fokkers van de Nederlandse kuifhoender rassen zelf waren de eersten die beseffen dat nadere afspraken nodig waren. Immers, zij zijn terecht trots op onze eeuwenoude Nederlandse cultuurrassen en wensen deze mooie kuifhoenders en baardkuifhoenders een goed en gezond bestaan, rekening houdend met hun kuiven en baarden.
De Nederlandse Kuif- en Baardkuifhoenderclub (NKBC) heeft de afgelopen jaren de regels aangaande een aantal aspecten wat betreft kuif en zichtvrijheid van haar clubrassen aangescherpt, hetgeen ook in de rasbeschrijving van de Nederlandse Hoender en Dwerghoender bond (NHDB) is overgenomen.
Drie zaken zijn daarbij van belang:
- De grootte en vorm van de kuif in relatie tot het zicht van de dieren (en hoe hier op te fokken).
- Het niet meer wegknippen van het gekleurde vederbosje (de steunveren) voor en aan de zijkanten van de kuif.
- Hoe dit gekleurde vederbosje voor in de kuif bij de Hollandse kuifhoenders te conditioneren.
De grootte en vorm van de kuif
Over de grootte van de kuif is vastgesteld dat deze nog altijd groot, vol en dichtbevederd moet zijn, maar wel in goede verhouding tot het lichaam, waarbij vooropgesteld dient te worden dat het zicht niet mag worden belemmerd. Daarmee wordt bedoeld dat de dieren vrij kunnen kijken naar opzij en naar voren. (Dit moeten we op ooghoogte bekijken.) Op zich niets nieuws, want ze zijn altijd al zodanig getekend en beschreven, maar er is wellicht iets minder streng op gefokt de voorbije jaren, terwijl ook bij het keuren daaraan onvoldoende kritische aandacht is besteed. Om één en ander te verduidelijken heb ik een aantal schetsen gemaakt. In tekeningen 1 t/m 4 zien we de ideale kuifvorm bij resp. de hen en haan van de Hollandse Kuifhoenders, en de hen en de haan van de Nederlandse Baardkuifhoenders. In de figuur is ook de skeletvorm van de schedel getekend. Er moet op gefokt worden dat de kuifknobbel aan bepaalde voorwaarden voldoet. Deze zijn:
de kuifknobbel moet hoogrond (kokervormig) zijn, waarbij de onder en bovenzijde even breed zijn (zie fig. 1 t/m 4 )
fig. 1 fig. 2 fig. 3 fig. 4
Kuifhoenders waarvan de kuifknobbel aan de basis smaller is dienen niet in de foktoom te worden opgenomen het is zeer aannemelijk dat de stelling "hoe hoger de kuifknobbel, hoe beter het zicht" opgaat. Bij een lage knobbel zakt de kuif over de ogen heen en belemmert het zicht (fig. 5).
In die gevallen ontstaan ook vaak ontstoken oogleden.
Alle fokkers van kuifhoenders wordt aangeraden streng te selecteren op de plaatsing van de kuif en vooral dieren met een hoog geplaatste knobbel op te nemen in de foktoom. Daarnaast is een stevige vaste bevedering in de kuif een essentieel onderdeel waarop goed gelet moet worden.In fig. 6 is een ideaal vooraanzicht geschetst. De ogen hebben vrij zicht en de kuif is andermaal ingeplant op een hoge koker vormige schedelknobbel. We zien nogal eens dieren die een erg grote kuif hebben, maar die dat bij nader inzien te danken hebben aan een kuifknobbel die erg breed is. Van voren gezien blijkt dat deze knobbel over de schedel heen groeit. Zie( fig. 7.) Hij zakt als het ware uit. Dit soort kuiven zijn erg goed te herkennen bij een keuring. Door de kuif boven de ogen op te lichten zal men zien dat bij dergelijke dieren "zweet" tussen de huidplooi zit en soms is er al een gelig soort huidsmeer ontstaan dat stinkt. In dat laatste geval is feitelijk sprake van ontstoken oogleden en behoren de hoenders tijdens tentoonstellingen van de keurmeester een "DIS" te krijgen. De kuifknobbel is tijdens het keuren moeilijk te beoordelen. Hier zal men enige ervaring in moeten krijgen.
Voor de fokkers is dat iets anders, want in de kuikenfase is de kuifknobbel goed te beoordelen en extremen kunnen dan al worden geconstateerd. Noteer bijvoorbeeld welke dieren een mooie hoge knobbel hebben en neem deze in het daarop volgende jaar op in de foktoom. (Het is hierbij verstandig om de kuikens een merkteken mee te geven, zoals b.v. een ringetje )
fig. 5 fig. 6 fig. 7
Niet meer wegknippen van het gekleurde vederbosje voor de kuif
De kuifvorm bij de Hollandse kuifhoenders wordt ook beïnvloed door het gekleurde vederbosje dat zich voor de kuif bevindt. In onze NHDB-standaard stond tot voor kort dat het "gekleurde vederbosje mag worden weggeknipt". Dit was altijd een vanzelfsprekendheid. Elke fokker deed dit; dus het hoorde zo.
Echter de laatste jaren gingen er binnen de N.K.B.C. steeds meer stemmen op dat het voor het zicht van de dieren beter zou zijn om dit vederbosje niet geheel weg te knippen. De voorste kuifveren hebben namelijk een andere groeirichting en zorgen voor steun aan de kuif. We noemen ze daarom ook wel steunveren van de kuif. Hetzelfde geldt voor de gekleurde veren boven de ogen. Door deze nu weg te knippen is de steun weg en zakt de kuif uit en hangt deze naar voren en opzij. Daardoor wordt het zicht nadelig beïnvloed. Het opvallende is dat in bijvoorbeeld Duitsland en Engeland het wegknippen nooit de gewoonte is geweest. De enige reden waarom Nederlanders dat wel deden was dat de kuif ogenschijnlijk geheel wit leek. De N.K.B.C. had al in 1996 besloten dat men liever zag, dat het vederbosje zou blijven staan, hetgeen de afgelopen jaren ook al door fokkers in praktijk wordt gebracht.
Het conditioneren van de kuif
Ook als er sprake is van een mooie volle kuif , die het dier een goed zicht biedt kan het nodig zijn om de kuif (en baard) enigszins te conditioneren. Er is echter nog wel eens verwarring over hoe de kuif nu te conditioneren, want zo uit het hok, dan hebben de meeste dieren nog veel gekleurde veren hoger op in de kuif. ( zie fig. 8)
Bij het conditioneren van de kuif werken we van achteren naar voren. De enkele zwarte veren in het witte gedeelte van de kuif worden afgeknipt vlak bij de hoofdhuid. (Dit gaat het handigst met een nagelschaartje) Als zo de her en der verspreid staande veren zijn verwijderd moeten we nog wat veren voorin de kuif op dezelfde manier wegknippen - behalve de voorste veren! - zodat een bescheiden gekleurd vederbosje voor in de kuif ontstaat. Werk ook hierbij van achter naar voren. Het aanzicht zal derhalve zo zijn dat we geen half afgeknipte veren zien. De veren die er namelijk voor blijven staan maken de weggeknipte veertjes onzichtbaar. Dit geldt overigens ook voor de gekleurde veren aan de zijkanten boven de oogleden.
Wat we dus graag willen zien is een gekleurd vederbosje dat er enigszins gerond uitziet. In (fig.9) is het ideaalbeeld geschetst. Overigens zal in de praktijk nog wel eens sprake zijn van ronding met een deukje in het midden, lijkend op een vlinder (zie fig. 10).
fig. 8 fig. 9 fig. 10
De verwachting is, (nu het vederbosje blijft staan) dat de fokkers daar in de komende jaren ook op zullen fokken. Met andere woorden, dat het gekleurde vederbosje steeds kleiner wordt en er steeds minder geconditioneerd behoeft te worden. De NHDB-standaard is ook op dat onderdeel aangepast, zodanig dat niet meer sprake is van wegknippen, maar van (terughoudend) conditioneren op de hierboven beschreven wijze.
Fokken van (baard-)kuifhoenders met goede vaste kuiven en goed zicht is bovenal van belang voor het welzijn van deze rassen, maar zal ook voor de fokkers minder zorgen met zich meebrengen.
In de NHDB-standaard is een sterk belemmerd zicht bij de ernstige fouten onder gebracht, hetgeen betekent dat dergelijke dieren niet voor hoge predikaten in aanmerking kunnen komen tijdens tentoonstellingen.
Daarmee is een duidelijke grens gesteld. Lastiger is het in andere gevallen om het zicht te beoordelen en goed onder woorden te brengen op de beoordelingskaart. We gaan er van uit dat bovenstaande zowel voor de fokkers als keurmeesters verhelderend zal zijn en eenieder deze aandachtspunten op dezelfde wijze uitlegt.
Tot slot
Dan kan ook een gezonde basis worden gelegd voor een verdere groei van deze mooie Nederlandse hoenderrassen. Want één ding is duidelijk; de Nederlandse kuifhoenders en baardkuifhoenders verdienen veel meer positieve aandacht. Wij mogen met recht trots zijn op deze eeuwenoude Nederlandse cultuurrassen en de fokkers daarvan!
Bron: Uitgaven van N.K.B.C. Kijk Op Zicht. Tekeningen H. Timmer